Tijdreis met Janiv
Welkom op de pagina met extra uitleg bij de Tien Geboden. Per gebod vindt u een toelichting. Uiteraard is er nog veel meer te vertellen over deze geboden dan op deze pagina staat maar wij hopen u op deze manier wat interessante inzichten mee te geven.
Toen sprak God al deze woorden: Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft.
God is de Maker en Gever van het leven. Hij wil niet dat mensen andere zaken of personen aanbidden dan Hem. In onze tijd hebben mensen meestal geen afgodsbeelden meer, ook al zie je op steeds meer plekken Boeddhabeelden opduiken, maar het gevaar om van iets een afgod te maken, is er echter nog steeds. Iets wordt een afgod wanneer je het belangrijker vindt en meer macht toekent dan God. Op die manier kan een afgod ook sport, je carrière of je mobiele telefoon worden. Het gebod is daarom nog steeds heel relevant!
Het hele tweede gebod luidt als volgt: “U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen.”
In dit tweede gebod, wordt het verboden afbeeldingen te maken en zich daarvoor neer te buigen en die te dienen. Dit betekent niet dat kunst of afbeeldingen in het algemeen verboden zijn. Een paar hoofdstukken verder in Exodus gebiedt God namelijk zelf dat men in de tabernakel cherubs (engelen) moet afbeelden. Het gebod draait vooral om het niet neerbuigen en dienen van die afbeeldingen, iets wat de volken rondom Israël wel deden. Daarnaast zou het proberen af te beelden van God afdoen aan de perfectie en glorie van hoe Hij echt is. Gods grootheid kan niet in een afbeelding gevangen worden en daarom kan Hij ook niet op die manier gediend worden.
Israël moet zorgvuldig met Gods naam omgaan, ze mogen Zijn naam niet ijdel gebruiken. Het niet ‘ijdel’ gebruiken van Gods naam heeft meerdere betekenissen. De meest bekende is dat je Gods naam niet inhoudsloos mag gebruiken, bijvoorbeeld in een vloek. Gods naam is heilig en door te vloeken doe je te kort aan die heiligheid. Gods naam niet ijdel gebruiken betekent ook dat er geen misbruik van de naam gemaakt mag worden. In de loop van de eeuwen is dat op vele wijzen verkeerd gegaan. Bijvoorbeeld doordat er door een beroep te doen op Gods naam, Joden werden vermoord tijdens kruistochten en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Tegenover het misbruiken van Gods naam, staat iets positiefs, namelijk het heiligen van Gods naam. Dit komt mooi naar voren in het Onze Vader waar staat: Uw naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome en uw wil geschiede. Het heiligen van Gods naam betekent je inzetten voor het koninkrijk van God en het doen van Gods wil.
Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel werk doen, u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienaar, noch uw dienares, noch uw vee, noch uw vreemdeling die binnen uw poorten is. Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die.
Uit dit gebod blijkt dat de Sabbat bij het ritme van de schepping hoort. God rustte op de zevende dag van Zijn werk en zo mag ook Zijn schepping rusten. In de culturen rondom Israël werd werk als iets negatiefs gezien. Nooit meer hoeven werken was het ideaal waarnaar gestreefd werd. In de Bijbel is dit anders: werk is iets wat je doet omdat je gecreëerd bent naar het beeld van God. God is een scheppende God en zo mogen wij als mens ook creërend bezig zijn. Maar één dag in de week moeten we daarvan rusten zodat er geen voortdurende gejaagdheid in onze levens bestaat. Daarbij bepaalt deze rustdag ons bij de achtste dag die ooit zal aanbreken: de dag die geen einde meer kent en waarop alles op aarde volmaakt zal zijn.
Het eerste gedeelte van de Tien Geboden gaat over onze relatie met God. Het tweede gedeelte gaat met name over de relatie tussen mensen onderling. Het vijfde gebod kan gezien worden als een soort overgangsgebod. God heeft namelijk ouders aangesteld als Zijn vertegenwoordigers hier op aarde voor kinderen. Ouders dienen daarom gerespecteerd te worden.
Dit is ook een verantwoordelijkheid naar de ouders toe. In Efeze 6:1-4 lezen we: Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is juist. Eer je vader en moeder (dat is het eerste gebod met een belofte), opdat het je goed gaat en je lang leeft op de aarde. En vaders, wek geen toorn bij uw kinderen op, maar voed hen op in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heere.
Wanneer je iemand dood, dan dood je een beelddrager van God. Elk mens is immers gemaakt naar het beeld van God. Het Hebreeuwse woord voor doden dat hier gebruikt worden, is niet het woord voor doden in het algemeen. Er wordt hier een specifiek woord gebruikt dat duidt op het onwettig doden van een individu om er zelf beter van te worden. Doden uit zelfverdediging of een wettige executie vallen hier niet onder. In het Jodendom kwam dit laatste echter bijna nooit voor omdat er zeer strenge voorwaarden verbonden waren aan een veroordeling tot de dood. Het leven werd en wordt in het Jodendom als zeer heilig gezien.
In Genesis lezen we dat een man zijn ouders zal verlaten, zijn vrouw zal aanhangen en dat ze samen één worden (Genesis 2:24). Het zevende gebod gaat over deze eenheid die niet verbroken mag worden. In het Nieuwe Testament lezen we een aanscherping van dit gebod: “U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft.” Mattheüs 5:27-28. Jezus benadrukt hier dat er alles aan gedaan moet worden om de gedachten zuiver te houden en daarmee het huwelijk ook te beschermen.
Het rechtssysteem van Israël was gebouwd op getuigen. Tegenwoordig komen bij rechtszaken ook andere manieren van bewijsvoering naar voren zoals DNA sporen en camerabeelden maar in oude samenlevingen was dit niet het geval. In Israël kon je alleen veroordeeld worden op basis van getuigenverklaringen. Dit gebod gaat in de eerste plaats daarover. Het uitspreken van een valse getuigenis is ten strengste verboden. Naast deze specifieke betekenis kan de betekenis van dit gebod ook breder getrokken worden en vallen liegen en roddelen hier ook onder.
Het hele gebod luidt:
U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn dienaar, noch zijn dienares, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.
Dit tiende gebod is het enige gebod dat over het denken van de mens gaat. Alle andere geboden gaan over het doen en laten. De volken rondom Israël hadden ook wetboeken maar in die wetboeken ging het alleen over het gedrag van mensen, niet over de gedachten. De God van Israël is echter een God die niet alleen de daden van de mens ziet maar ook het hart kent. God verlangt ernaar dat we zuiver zijn van handelen en denken. Het tiende gebod verbiedt het om iets te begeren wat van de naaste is. Dit gebod is een belangrijk gebod omdat het begeren van iets van de naaste vaak tot andere zonden leidt zoals bijvoorbeeld diefstal of overspel.